Uitgelicht

Vergelijking van de varianten van The Art of Andreas

Toen Sherpa aanvankelijk “The Art of Andreas” aankondigde, werden er 9 (!) varianten verwacht: drie voor de drie talen Frans, Nederlands en Engels.

Het ging om een normale editie, een luxe-editie, en een superdeluxe editie.

Maar de onderhandelingen tussen de verschillende uitgevers sleepten maar aan. Wij vermoedden dat het vooral met de Engelse uitgave stroef verliep, maar dat schijnt niet te kloppen.

Uiteindelijk werd uitgeverij Sherpa het wachten moe, en besloten ze het heft in eigen handen te menen.

Daardoor werd al vroeg een volledige vertaling van de teksten in het Engels ter beschikking gesteld. Wie het bestand downloadde,  kon het zelf uitprinten op vier bladzijden, of eventueel naar een kopiedienst gaan om het op aan A3-pagina te laten afdrukken, en het netjes gevouwen in het boek te steken.

De boeken waren er nog niet, maar het was in elk geval een bewijs dat de teksten er wel al waren, en dat de definitieve uitgave naderbij kwam.

Toen de boeken uiteindelijk beschikbaar waren, ging het dus om twee reeksen: een Franse en een Nederlandse. Met de downloadbare Engelse vertaling konden de Engelstaligen zich behelpen. Als artbook is het in de eerste plaats een kijkboek, zodat het niet erg belangrijk is dat er geen specifieke Engelse uitgave is. 

De Nederlandse reeks was niet zomaar een kopie van de Franse. In totaal blijken er, los van de taalversies, drie varianten te zijn. Er zijn nog altijd de oude standaardversie, een luxeversie en een superdeluxeversie, maar de varianten zijn niet voor elke taal dezelfde.

Voor het Nederlands zijn er de standaard- en luxeversie, voor het Frans de standaard- en superdeluxeversie.

Alle luxeversies hebben een extra gesigneerde piëzografie, terwijl de superdeluxe bovendien met linnen rug is gebonden.

Concreet: de duurste versie is de Franse “édition deluxe”, die wordt beperkt tot 250 exemplaren, is gebonden met een linnen rug, en een groot gesigneerd ex libris bevat. Die kost bij verschijnen 125 euro.

De Franse standaardversie kost maar 55 euro en is net als alle andere varianten op groot formaat. Er is echter nergens vermeld of die versie een beperkte oplage heeft.

De Nederlandse standaardversie is gelijk aan de Franse, en kost dus ook 55 euro. Ook daarover wordt niet gezegd of de oplage gelimiteerd is.

De duurste Nederlandse editie heet de “ultra limited collectors edition” en kost 99 euro. Ze is beperkt tot 99 exemplaren, en bevat een gesigneerde piëzografie.  Die piëzografie is wat in de Franse editie het gesigneerd ex libris wordt genoemd.

Een overzicht staat in de tabel hieronder.

Un animal doué de raison, Robert Merle

Bespreking: Peter Motte, 1350 woorden

“Un animal doué de raison” door Robert Merle gaat over een bioloog die onderzoek doet met dolfijnen (dat is dus het dier met rede uit de titel), maar het boek lijkt vooral te dienen om de redelijkheid van de dolfijnen te confronteren met de gebreken van de mensen. Het verscheen in het Nederlands als “Dolfijnen zijn betere mensen”. Het speelt zich af in de jaren 1970: van 28 maart 1970 tot 9 januari 1973, wat toen dus nog in de toekomst lag, maar nu al 50 jaar geleden is. Het boek is van 1967, maar de Nederlandse uitgave dateert van 1970.
Uit de inleiding blijkt dan ook dat Robert Merle zich wel wat vergist heeft in de mogelijke vooruitgang in het onderzoek van dolfijnen, maar ook in het karakter van dolfijnen: ze zijn niet zo vredelievend als hij denkt dat ze zijn. Lange tijd werd dolfijnen een hoge intelligentie toegeschreven door het gewicht van hun hersenen, maar later bleek dat een groot deel van dat gewicht moet worden toegeschreven aan cellen die dienen om die hersenen op temperatuur te houden. Een vergelijkbare fout werd gemaakt bij studies van zowel dolfijnen- als walvissengezang: de uitzonderlijke lengte en gevarieerdheid ervan blijkt vooral te bestaan uit herhaling van ander gezang, en is niet het gevolg van creativiteit of eigen communicatieve inbreng.
Merles boek werd verfilmd als “The Day of the Dolphin” (“Le jour du dauphin”) door Mike Nichols in 1973.
We blijven dus wat hangen in de jaren 1970, en dat blijkt ook uit de inhoud: er is een sterk pacifistische inslag, met verzet tegen de oorlog in Vietnam. Het personage Michael wil daar een sterk standpunt tegen innemen door zijn aanstelling als onderzoeker op te geven, waardoor hij in aanmerking komt voor een oproep voor Vietnam, maar dat weigert Michael, zodat hij als gewetensbezwaarde daartegen kan getuigen. Dat brengt de hoofdpersoon van het verhaal, dr. Sevilla, in een moeilijke positie, doordat deze laatste veel sympathie voor de dienstweigeraar heeft.

Robert Merle heeft zijn lange roman afwisseling gegeven door gevarieerde tekstsoorten: er zijn normale verhalende delen, maar ook geluidsopnamen in dialoogvorm vastgelegd in typoscripten, een lange dactylografie van gesproken observaties van het gedrag van de dolfijnen, een rapport gedicteerd door dr. Sevilla met een bespreking van de waarnemingen, een opname van de ondervraging van dr. Sevilla door Adams met daaraan toegevoegd de conclusies van Adams op basis van die ondervraging, er is ook wat briefwisseling, er is een uittreksel uit het dagboek van dr. Sevilla, een verslag van de persconferentie van dr. Sevilla waarop de twee dolfijnen aanwezig zijn en vragen beantwoorden van de journalisten, maar er zijn ook uittreksels van essays door de Joegoslavische filosoof Marco Llepovič (die regelmatig terugkomt) en die zijn ideeën verwoord over de manier waarop de Amerikanen reageren op de ontdekkingen en vorderingen van dr. Sevilla.

Al die waarnemingen leiden tot parallellismen: dr. Sevilla en zijn team observeren de dolfijnen en trekken daar conclusies uit, twee concurrerende geheime diensten observeren dr. Sevilla en zijn team en trekken daar conclusies uit, en buitenstaanders zoals de Joegoslavische filosoof Marco Llepovič observeren de Amerikanen en trekken daar conclusies uit. En verder zit iedereen zowat iedereen te observeren en er… conclusies uit te trekken, al dan niet gefundeerde. Want ook Maggie observeert en trekt conclusies, maar zij zinkt weg in een fantasiewereld en haar conclusies over de buitenwereld lijken nergens op, maar vertellen wel het een en ander over de innerlijke wereld van Maggie zelf. Het is daarbij vreemd dat zo’n nauwkeurig observator als dr. Sevilla nooit beseft dat wat hij met zijn favoriete dolfijnen Fa en Bi doet, al bij al niet zo veel verschilt van wat de geheime diensten met hem en zijn team doen, al is er wel een verschil in doel. Je kunt je wel eens afvragen of dr. Sevilla wel helemaal beseft waarmee hij bezig is, en de aanvankelijke onschuld van het verhaal, beloond door de populariteit en het financiële succes van de dokter en zijn dolfijnen, zinkt weg in de concurrentiestrijd door de tegengestelde opvattingen van Amerikaanse geheime diensten over wat goed is voor de Verenigde Staten.

Zeker een sterk punt van Merles boek is dat hij de consequenties doortrekt van de resultaten van dr. Servillas onderzoek: niet alleen door allerlei filosofen hun zegje te laten doen, maar ook door over de religieuze reacties te speculeren en over de politieke en zelfs internationaal-politieke en militair-strategische gevolgen na te denken. Daarin zien we duidelijk de invloed van de Koude Oorlog: elk wetenschappelijk en technologisch voordeel van een grootmacht leidt onmiddellijk tot verklaringen in verband met machtsevenwichten die al dan niet uit balans worden gebracht. Die stellingen komen naar voeren in citaten uit persartikelen en verklaringen van toppolitici.

De tekstsoorten helpen dus zeker om de reikwijdte van de gebeurtenissen te onderstrepen, maar spelen ook een belangrijke rol in de paranoïde sfeer die al vroeg in het boek binnendringt. En het doet ook de vraag rijzen of dr. Sevilla echt niet beseft dat zijn onschuldig ogend onderzoek naar dolfijnen toepassingen zou kunnen opleveren die niet helemaal met zijn opvattingen stroken, en al zeker niet met die van zijn favoriete medewerker Michael.

Maar de merkwaardigste tekstsoort is die waarin alleen de komma als leesteken wordt gebruikt.

Om een voorbeeld te geven: “quel âge avez-vous? Sevilla tourna la tête, cinquante-deux ans, il se sentit furieux, après coup, d’avoir répondu si docilement, on fait toujours trop de concessions aux gens au nom de la politesse, ils en profitent pour vous malmener, mon mari, dit Mrs. Jameson, est mort a cinquante-quatre ans, c’était un homme excellent, et nous formions, Dieu merci, un couple très uni, j’ai toujours eu un sens très strict de mes obligations mondaines et mon seul regret est de ne pas avoir assez joui de sa présence mais John partait très tôt le matin à l’usine en prenant soin de ne pas me réveiller, et le soir quand il rentrait, très tard, toujours très tard, le pauvre chéri, j’étais en général sortie,” (Un animal doué de raison, Robert Merle, p. 19, Gallimard, 1967, Collection Folio, 20 février 1972, dépôt légal:  1er trimestre 1972, n° d’édition: 16261)

Er komt geen enkele punt in die zin voor, en daardoor ook geen enkele hoofdletter. Zelfs als een nieuwe alinea wordt aangesneden, is er geen hoofdletter, en de vorige alinea eindigt ook met een komma in plaats van een punt. Het zijn puntloze paragrafen, waarin zinnen niet worden afgesloten, en die alinea na alinea doorlopen alsof de hele paragraaf één lange zin is. Het is soms verwarrend omdat niet altijd duidelijk is in wiens hoofd je zit. De normale paragrafen vertellen het verhaal van buitenaf, alsof de lezer een waarnemer is die alles ziet en hoort wat er in de scène gebeurt. Maar de puntloze paragrafen beleven het verhaal meer van binnenuit, je kijkt vanuit de ogen van de personages, en wordt betrokken bij hun interpretaties en gevoelens over de omgeving. Ze vragen echter wel aandacht, want soms springt het van het innerlijk van het ene personage naar het andere, en dat kan nogal verwarrend zijn.

Maar toch is het niet helemaal duidelijk waarom die variant erin zit, want ook in de normale zinnen wordt wel eens in het innerlijk van de personages gedoken. En die puntloze paragrafen beperken zich niet tot één standpunt. Ze krijgen wel een dromerige kwaliteit. Ze worden poëtischer, al doet Merle in die delen niet meer inspanningen om poëtisch taalgebruik te kiezen dan in de andere. De afwezigheid van punten verhoogt wel de snelheid. De normale zinnen geven de realiteit met meer helderheid weer, alsof ze scherp in het daglicht staan afgetekend. Feiten en gevoelens worden meer naast elkaar gezet en analytischer benaderd. In de puntloze delen wordt de werkelijkheid meer als een synthese gebracht. De lezer moet zelf meer uitzoeken wanneer wie aan het woord is, wanneer wiens standpunt of gevoelens worden weergegeven, en hij wordt daardoor vanuit zijn standpunt als lezer gedwongen nog iemand te worden die observeert en conclusies trekt op basis van zijn waarnemingen.

(Un animal doué de raison, Robert Merle, p. 19, Gallimard, 1967, Collection Folio, 20 février 1972, dépôt légal:  1er trimestre 1972, n° d’édition: 16261)

woensdag, 1 – vrijdag 10 mei 2024

(the use of this text to train AI is not allowed; deze tekst gebruiken om AI te trainen is niet toegelaten)

85 jaar Fila Geraardsbergen, ruilbeurs

Op zondag 2 juni 2024 is er in de kapittelzaal van de Priorij Hunnegem in Gasthuisstraat 100-104, te Geraardsbergen, van 10 tot 17 uur een gratis toegankelijke ruilbeurs, georganiseerd door de postzegelclub Fila Geraardsbergen.

Ter gelegenheid daarvan is er een speciale postzegeluitgifte-MyStamp voor 400 jaar Priorij Hunnegem, maar het is niet het enige dat dit jaar door Fila Geraardsbergen wordt gevierd. De vereniging bestaat dit jaar immers 85 jaar. Daarom wordt er ook een minitentoonstelling over oude documenten, en voorlopers en archieven van Fila, georganiseerd.

De ruilbeurs is voor postzegels, postkaarten, munten, heemkunde…

De Musea van de Priorij zijn ter gelegenheid open.

Misschien dat ik er zelf een standje met boeken en strips heb, maar daar moet ik nog eens over nadenken. Indien wel, dan laat ik het wel weten.

Le prince blessé, door René Barjavel

Bespreking: Peter Motte, 600 woorden

Het is een bundel uit 1974, maar de korte inleiding vermeldt dat het een collectie is van zijn vroege werk. Het is dus best mogelijk dat het allemaal van voor 1970 is. Schrijvers kennende, zou het me echter verbazen als hij geen enkel verhaal ter gelegenheid van de bundeling wat had opgepoetst.

De bundel bevat de reeks “Les bêtes” (De beesten), die in totaal 7 stukjes bevat, van ongeveer 3 p’s lang.
Die tekstjes zijn over de hele bundel verspreid, tussen de andere verhalen, en werden cursief afgedruk.
Het zijn geen verhalen. Het beest uit de titel treedt soms pas helemaal op het einde op. De titels zijn dus nogal misleidend. Eigenlijk gaan de teksten helemaal niet over het beest in de titel. Er zit zowat geen verhaalverloop in. Het zijn vooral beschrijvingen van merkwaardige zaken. Je zou het prozagedichten kunnen noemen, maar als dat de bedoeling was, schiet René Barjavel toch te kort.
Het lijkt alsof hij dromen heeft beschreven. Ze zijn statisch, springen van het een op het ander, en bevatten een vreemde logica. Nou ja, logica…
Al bij al zijn ze de slechtste bijdragen uit de hele bundel. Ik vond ze gewoon saai.

Volgens het inleidinkje tot de bundel zijn alle verhalen van “Le prince blessé” oudere teksten, maar ik kan nergens aanwijzingen vinden over eerdere uitgaven.

De variatie is erg groot:
Het zijn korte verhalen of (mislukte?) prozagedichten. Er zitten een oriëntaals sprookje in (Le Prince blessé), stadsverhalen die zich in Parijs afspelen en die aan Baudelaire (Monsieur Lery, Monsieur Charton) doen denken, of die zich in een denkbeeldige stad afspelen (“Chussy” in Les Enfants de l’ombre), korte sf-verhalen (L’Homme fort, Béni soit l’atome) en fantasy-liefdesverhalen (Les mains d’Anicette, Péniche, La Fée et le Soldat) die ook een sterk sprookjeskarakter hebben.
De bundel vormt wel een aardig contrast met de eerste twee romans van Barjavel, en maken ook zijn pacifistische opvattingen duidelijker.

Het laatste verhaal, “Béni soit l’atome”, is sf. Er zitten stukken in die me deden denken aan de film The Matrix.

“Le Prince blessé” zelf vond ik best wel een aardig verhaal. Als alles hierin staat in de volgorde waarin het oorspronkelijk werd gepubliceerd, dan was Barjavel vanaf het begin een goede schrijver.

Ik kan nauwelijks een spoor vinden van de oorspronkelijke uitgavedatums.
Volgens lecassin op Babelio zouden “les enfants de l’ombre” en “la fée et le soldat” in 1946 zijn verschenen, respectievelijk bij Portulan en bij Ancolie, wat lecassin op 24 oktober 2016 vermeldde.

Barjavel is een merkwaardige auteur, omdat hij de neiging heeft dromerige ideeën te verwijven met brutale realiteiten. Je zou kunnen zeggen dat hij de schrijver van het verloren paradijs is. Daardoor doen zijn korte verhalen vaak sprookjesachtig aan.
Zijn visie op de mens is tamelijk negatief, waardoor zijn aanpak goed past bij de strips van Tardi. Net als Barjavel is hij pacifistisch en ergert hij zich aan de domheid van de mens die uitloopt in oorlogen.
Maar Barjavel pakt ook, net als Tardi, andere menselijke gebreken aan, zoals in “L’Homme fort”, waarin mensen wraak nemen op iemand die alleen maar goede bedoelingen had, maar die moest ondervinden dat zijn goed bedoelde daden nooit het gewenste effect hebben.

De bundel valt wat tegen, vooral door de saaie prozagedichten van “Les bêtes”. Ook Oscar Wilde en Paul van Ostaijen schreven prozagedichten, en ze hebben dezelfde problemen: te veel proza, te weinig gedicht.

De verhalen kunnen in het algemeen beter boeien, maar lijden wat onder het feit dat ze kort zijn, en daardoor soms niet meer dan wat vingeroefeningen lijken.

zondag 21 – vrijdag 26 april 2024              

Before the coffee gets cold, door Toshikazu Kawaguchi

Bespreker:  Peter Motte, 730 woorden

Een maand of twee geleden stonden er drie tamelijk goedkope boekjes in het Engels van Toshikazu Kawaguchi in de plaatselijke boekhandel, en ik heb het goedkoopste deel gekocht. Ik ken de auteur totaal niet, dus het is een probeersel. Enige probleem: hij stond in het hoekje (nou ja: HOEK) van de young adult, en daar staan maar twee typen in: romcoms en fantasy. Dus: het wordt afwachten.
Ik was wel blij a) een dun boek te vinden, want bijna alles dat daar staat is dik, net als in de rest van de winkel, terwijl ik toch graag een boek in een weekend uitkrijg, b) het was een Japans auteur, c) het was echt goedkoop: minder dan 12 euro.

Toshikazu Kawaguchi (1971) is regisseur en schreef verschillende toneelstukken, waaronder Voordat de koffie koud wordt, waarvoor hij de grote prijs van het 10e Suginami Drama Festival in ontvangst mocht nemen. Zijn gelijknamige debuutroman is gebaseerd op dit toneelstuk en werd een bestseller in Japan. Inmiddels is het boek verschenen in meerdere landen en werd het in 2018 verfilmd.

De flaptekst van de Nederlandse versie (ja, er is ook een Nederlandse versie, gek dat ze die bij ons niet hadden): “Voordat de koffie koud wordt”

“Een moderne bestseller uit Japan.

Voor de lezers van De kat van Takashi Hiraide en Als katten van de wereld verdwijnen van Genki Kawamura

In een steegje in Tokio zit al meer dan honderd jaar een café dat zorgvuldig gebrouwen koffie schenkt. Dit cafeetje biedt de klanten een unieke ervaring: de kans om terug in de tijd te reizen. Voordat de koffie koud wordt beschrijft vier prachtige verhalen van cafégasten die het verleden een bezoekje willen brengen.

De eerste wil de man die haar verliet confronteren, de tweede wil een brief terugvinden van haar man wiens geheugen is verdwenen door de ziekte van Alzheimer, de derde wil haar zus voor een laatste keer spreken en de vierde wil haar dochter voor de eerste keer ontmoeten.

Maar de reis naar het verleden is niet zonder risico: de gasten moeten naar het heden terugkeren voordat hun kopje koffie koud geworden is.”

In het begin van het boek staat een schema van de relaties tussen de personages, met daarbij ook wat ze doen.
Sla dat over. Je riskeert spoilers.

Nog dit, wat minder is dan een spoiler maar nodig om het boek te kenmerken: er komt tijdreizen in voor. Dat staat wel al op de eerste pagina. Het boek valt dus in de categorie sciencefiction of fantasy.

Maar dit is geen sciencefiction. Het is fantasy. Urban fantasy, denk ik. De onderafdelingen van fantasy ken ik niet zo goed, maar het speelt zich af in een stedelijke omgeving, en er zijn spoken e.d

Het is een bundel met vier verhalen waarin mensen naar een café gaan waar een geest op een stoel zit. Als die geest weggaat om naar het toilet te gaan, is de stoel vrij gedurende de tijd dat de geest weg is. Wie dan op de stoel gaat zitten, kan in de tijd reizen. Er zijn enkele beperkende regels, waar je als stoelzitter best rekening mee houdt.
Kawaguchi heeft daarmee enkele verhalen bedacht, die qua idee niet onaardig zijn, maar ik heb twee problemen met de uitwerking
a) het is te uitlegger; dingen die hij al heeft gezegd, herhaalt hij nog eens om iets uit te leggen, terwijl die herhaling niet nodig is, en de verduidelijking vaak ook niet. Soms kan dat aan de vertaling liggen, maar dat is echt niet altijd het geval.
b) het is te sentimenteel; het zijn verhalen waarin nogal eens tranen in beken over de wangen stromen. Dat de personages geëmotioneerd zijn, is wel te begrijpen, maar die tranenvloed… dat is erover.
Als lezer had ik daardoor vaak het gevoel dat de verhalen beter hadden kunnen zijn.

De volledige titel van het boek is:
Before the coffee gets cold: Tales from the Cafe
Dat laatste deel is nodig, want er is ook een boek van hem dat gewoon “Before the coffee gets cold” heet.

Wat de namen betreft heeft de schrijver eigenlijk wel een fout gemaakt: er zijn er veel te veel die met een K- beginnen. Dat maakt het moeilijker voor de lezer om ze uit elkaar te houden.

donderdag 1 december 2022 – zondag 14 april 2024

NTL, door Peter Motte

345 woorden

Een NTL is een lijst Nog Te Lezen boeken.

Ik wist dat ik 94 ongelezen boeken had, maar dat waren volumes. Alles van Aristoteles staat in één deel, net als het werk van Kafka en Vondel.

Vooral Vondel was een probleem. Ik had rondgevraagd of iemand me kon vertellen hoeveel toneelstukken en dichtbundels hij tijdens zijn leven had geschreven en gepubliceerd. Het is een moeilijke telling, omdat er geen doublures mogen zijn wegens uitgaven na zijn dood, en wegens heruitgaven met herbundelingen tijdens zijn leven. De bibliografieën die je her en der kunt vinden, bevatten ook te veel varianten van dezelfde tekst, wegens verschillende tekstedities.

Het was nogal van belang, omdat ik eindelijk eens mijn torenhoge NTL wil uitkrijgen, en me afvraag hoe hoog die eigenlijk is. Ik tel 94 volumes, maar Vondel is maar één volume. Ik had al iets meer dan 140 boeken en bundels geteld als ik die 94 volumes experteerde, maar ik had nog geen idee van wat Vondel daarbij voorstelde.

Zijn aandeel was ontmoedigend: ik vreesde dat er bijna evenveel in dat éne Vondel-volume stond als in alle andere boeken bij elkaar. Dat lijkt onmogelijk, maar het is dan ook een gróót volume.

Maar uiteindelijk bleek dat het niet 66 toneelstukken plus nog een boel dichtbundels was, maar slechts 66 delen alles samen. Zoals ik al zei: bibliografieën die je her en der kunt vinden, leveren dubbele tellingen op. En daardoor vreesde ik niet 140 ongelezen boeken te hebben, maar bijna 300.

In werkelijkheid zou het totaal maar 198 zijn. Dit jaar ben ik dus toch onder de tweehonderd geraakt.

Momenteel tel ik 94 volumes, 132 boeken en bundels zonder Vondel, 66 van Vondel, in totaal 198 boeken en bundels met Vondel erbij. Aan 52 boeken per jaar is dat dus – slik – nog vier jaar. En sommige zijn echt wel dik. Dus vijf jaar is realistischer, maar het is wel positiever dan die gevreesde 300.

Het is al bij al een opsteker, want ik vreesde tot vandaag dat het me nooit zou lukken.

maandag, 8 april 2024

Adieu, Brindavoine; Le Démon des Glaces; Adèle et la Bête door Tardi

Bespreking: Peter Motte, 980 woorden Voor de bespreking zal ik de Nederlandse titels en namen gebruiken, dus
“Adieu, Brindavoine” (1974) is “Vaarwel, Morgendauw”
“Le Démon des Glaces” (1974) is “De ijsdemon”
“Adèle et la Bête” (1976) uit de reeks “Adèle Blanc-sec” is “Isabelle in het monster”, uit de reeks “Isabelle Avondrood”
De Nederlandse versie van “De ijsdemon” verscheen in 1980, de andere Nederlandse versies verschenen in de jaren 1970.

De auteur is Jacques Tardi. Hij is zowel de tekenaar als de scenarist van die boeken. Hij heeft ook veel strips getekend op scenario’s, verhalen en dagboeken van anderen.

Hij werd geboren op 30 augustus 1946 in Valence (Drôme, Frankrijk).
Dat is niet onbelangrijk, omdat het 10e deel van de reeks Isabelle Avondrood pas in 2022 verscheen, en dat we dus zeker zijn dat het het laatste deel is. Hij was tenslotte al 75 of 76 jaar toen hij daaraan werkte.
Hij studeerde aan de École nationale des beaux-arts van Lyon en de École nationale supérieure des arts décoratifs in Parijs, en begon met stripverhalen in 1969, toen hij 23 jaar was, in het Frans-Belgische tijdschrift Pilote.
Aanvankelijk illustreerde hij korte verhalen van Jean Giraud (Moebius) en Serge de Beketch, en in 1972 werkte hij op scenario van Pierre Christin aan “Rumeur sur le Rouergue”, dat mij totaal onbekend is.

Zijn volgende werk was “Vaarwel, Morgendauw”, waar “La fleur au fusil” (Het gebroken geweertje) op aansluit. De beide strips worden ook altijd samen gepubliceerd.
In dat boek hanteert hij al de tekenstijl die hij in Isabelle Avondrood gebruikt, maar de thematiek gaat een andere kant op. In “Het gebruiken geweertje” getuigt hij van zijn pacifisme en anti-militarisme, wat al een aanzet vindt in “Vaarwel, Morgendauw”. Daarin ziet hij vooral de geldzucht als bron van alle kwaad.


“De ijsdemon” wordt gewoonlijk net als “Vaarwel, Morgendauw” gedateerd in 1974, maar toch voelt dat album helemaal anders aan.
Om te beginnen is de tekenstijl anders. Hij baseert zich op de oorspronkelijke illustraties van Jules Vernes reeks “Les voyages extra-ordinaires”. Maar let wel: er waren meer dan 4000 illustraties, gemiddeld meer dan 60 per boek. Er waren dan ook meerdere tekenaars, en vaak ook meer dan één per boek.
Maar het is in die stijl dat “De ijsdemon” werd getekend: zwart-wit, realisme, veel arceringen. Een stijl die uitstekend past bij de 19e-eeuwse zware industrie, die sterk steunde op ijzer. De tekenaars slaagden er goed in om ijzeren schepen er als ijzeren schepen te doen uitzien.
Ook inhoudelijk wijkt “De ijsdemon” af van “Vaarwel, Morgendauw”. Het is een avontuur dat zich concentreert op de poolzeeën, en waar het hoofdpersonage twee gekke geleerden ontmoet. Uitzonderlijke verwezenlijkingen die passen in een Jules Verne-roman hadden we al in “”Vaarwel, Morgendauw” met Iron-City: een volledig ijzeren onderkomen dat in de woestijn in Afghanistan staat. Volgens de inleiding bij “Het gebroken geweertje” heeft Iron-City bestaan, maar ik heb er geen sporen van gevonden.
Het verschil is dat in “De ijsdemon” het kwade wordt veroorzaakt door twee gekke geleerden, een cliché dat in veel strips en films voorkomt, maar ook wel eens in Jules Verne opduikt. Geldzucht speelt dus niet dezelfde rol als in “Vaarwel, Morgendauw”, en daardoor heeft “De ijsdemon” minder het moraliserende element. Niettemin zit er wel eens een sarcastische opmerkingen in, waardoor hij het idee dat uitvindingen ten bate van de mensheid worden gebruikt, een illusie is. Dat ligt er echter niet duimendik bovenop.
Dat Tardi zich door Verne heeft laten inspireren, maakt hij duidelijk doordat zijn hoofdpersoon met een schip genaamd “Jules Vernez” naar de Poolzee trekt.
“De ijsdemon” heeft dus al bij al weinig gemeen met “Vaawel, Morgendauw,” niet in het minst door de sterk afwijkende tekenstijl.
“Vaarwel, Morgendauw” en “De ijsdemon” worden tegenwoordig gepubliceerd als “Les avontures extraordinaires avant Adèle Blanc-sec”. Dat kun je op twee manieren interpreteren: ofwel alsof het avonturenstrips zijn getekend vóór de avonturen van Isabelle Avondrood, ofwel als prequels. Ik denk dat het eigenlijk om de eerste interpretatie gaat, en dat wordt gesuggereerd dat het prequels zijn om ze verkocht te krijgen aan de liefhebbers van Isabelle Avondrood. Ze zijn immers als het ware in de reeks opgenomen. Het personage Morgendauw treedt echter ook op in latere albums van Avondrood, dus het is wel min of meer een prequel. En er wordt een einde gebreid aan “De ijsdemon” in het album “Momies en folie” (Maanzieke mummies) van Isabelle Avondrood, waarin de hoofdpersonen uit “De ijsdemon” terugkeren. Op een of andere manier zijn die twee albums dus wel verbonden met Avondrood, maar wie “De ijsdemon” leest, merkt dat zeker dat album er later in is verwerkt.

“Isabelle Avondrood” is in tegenstelling tot “Vaarwel, Morgendauw” geen reeks waarin Tardi zijn pacifisme of andere morele ideeën heeft willen verdedigen. Qua scenario past het daardoor beter bij “De ijsdemon”, alhoewel dat deel wel cynisch is over de weldaad van uitvindingen.
Overigens nog een overeenkomst: het hoofdpersonage Plumier van “De ijsdemon” besluit samen te werken met de twee gekke geleerden, en Isabelle Avondrood is in “Isabelle en het monster” een bandiet. Jawel: het hoofdpersonage is een slechterik.
Tardis werk is trouwens niet eenvoudig. “Isabelle et la bête” verwijst expliciet naar “La belle et la bëte”, en het hele boek speelt met de conventies van populaire avonturenromannetjes van het interbellum, zoals “Harry Dickson”.
Het parodiërende element blijkt uit de tekenstijl, die wel realistisch is, maar waarvan het perspectief vaak verwrongen is. “De ijsdemon” is een album dat bewijst dat Tardi dat opzettelijk deed, en misschien nam hij daarom het boek als prequel op.
Andere elementen die wijzen op de parodie zijn de scenario’s. De ontknopingen worden voortdurend ingewikkelder.
De eerste twee episodes van “Isabelle Avondrood” (dus niet de prequels) werden direct als album uitgebracht, maar daarna verschenen alle afleveringen in het tijdschrift “A Suivre)” / “(Wordt vervolgd)”.

dinsdag 2 – donderdag 4 april 2024

De Chinese muur en andere verhalen, door Franz Kafka

Bespreking: Peter Motte, 1550 woorden

Vandaag is een heuglijke dag. Door “De Chinese muur en andere verhalen” uit te lezen is mijn lijst “open boeken” met een deel gezakt, en staat nu op 36, dankzij de leesuitdaging van Raymond1980. Dank je wel, @Raymond1980, om me zo ver te krijgen dat een dikkerd die hier al minstens 30 jaar staat eindelijk uit is!

Het laatste verhaal heette “Het hol”, en gaat over een dier dat voortdurend denkt aan het uitgestrekte hol, met zalen en gangen, dat hij als onderkomen, magazijn voor zijn voedselvoorraad, en voor zijn verdediging tegen de boze buitenwereld bouwt.
Welk dier het is, komen we nooit te weten. Het is een aaseter, die insecten en zelfs ratten eet. Het kan dus geen mol zijn, maar ook geen konijn. Misschien een vos? Ik denk niet dat Kafka echt een bepaalde diersoort heeft bedoeld, en er gewoon op los heeft gefantaseerd, zoals hij gewoonlijk doet, waarbij de gedachten van het personage voortdurend problemen uit allerlei hoeken bekijken.
Kafka heeft veel in die trant, en “Het slot” is er wel het toppunt van. Gelukkig heeft hij ook lichtvoetiger verhalen.

Eén ding heb ik er wel uit geleerd: het clichébeeld dat we hebben van Kafka, klopt niet.
Toen ik ChatGpt vroeg een verhaal in de stijl van Kafka te schrijven, was de eerste alinea: “In een stad waar de zon nooit scheen, leefde een man genaamd Karel. Zijn dagen verstreken in een eindeloze routine, omgeven door de grijze muren van een kantoor dat hem opslokte als een gulzig monster. Hij was slechts een radertje in een immense machine, verloren in de schaduw van bureaucratie.” (zie: https://www.bloggen.be/petermotte/archief.php?ID=3335159)
Die eerste alinea schetst een grijze, humorloze, uitzichtloze wereld, maar dat klopt niet. Blijkbaar laten te veel essayisten zich misleiden door het eindeloze geredeneer en getob van de hoofdpersonages, maar het is zeker niet humorloos. Ik verdenk Kafka er zelfs van dat twee van zijn romans, nl. “Het proces” en “Het slot”, eigenlijk parodieën zijn. En in enkele van zijn korte verhalen zit er ook wel wat humor verborgen.
Ook wordt het beeld van Kafka sterk bepaald door foto’s waarop hij een mager, zelfs uitgemergeld gezicht heeft. Maar dat klopt natuurlijk ook niet. Die foto’s zijn van het einde van zijn leven, toen hij al aan tuberculose leed. Toen hij dat nog niet had, gaf hij een veel gezondere, zelfs een sportieve indruk.
Er heerst ook zo’n beetje een sfeertje rond van iemand die arm was, maar iemand die arm is, in het begin van de 20e eeuw, studeert geen rechten. Armen in het begin van de 20e eeuw in West- en Midden-Europa mogen al blij zijn als ze kunnen rekenen, lezen en schrijven.
Het is trouwens nogal ironisch als je in “De gedaanteverwisseling” leest dat het gezin Samsa financiële problemen heeft, maar dat ze toch een keukenmeid en een dienstmeisje hebben. De scène waarin de drie huurders Gregor in de gaten krijgen, maar die laatste dat niet beseft, is volgens mij ook humoristisch bedoeld.
En wat met “Een beschrijving van een strijd”? Dat verhaal is helemaal niet ernstig te nemen. Het is een opeenstapeling van dolle gebeurtenissen. Lees maar ’s in de tweede alinea: “mijn kleine voorraad gebak die ik zelf uitgezocht en opgestapeld had”. Zie je hem daar al zitten voor zijn stapel? Het zou een scène uit een humoristisch stripverhaal kunnen zijn.
Ik denk dan ook dat er meer humor in Kafka zit dan we op het eerste zicht denken, en zelfs dat het dolle geredeneer in “Het slot” vaak een parodie is. Maar het is zo bedolven onder een stortvloed van woorden, dat je het maar moeilijk merkt.
Dus, er is zeker humor bij Kafka, maar het is zo erg bedolven onder een woordenbrij, dat nauwelijks iemand het merkt.

Maar een ander probleem, behalve zijn eindeloze redeneringen die nergens heen leiden, zijn de zinnen: die kunnen erg lang zijn, vol bijzinnen, onderschikking en bijstellingen, en tangconstructies. Tangconstructies! Hij grossiert in tangconstructies, en ook dat maakt de teksten moeilijk leesbaar.
Overigens heb ik wel meer boeken met enorme alinea’s en lange zinnen gelezen, zoals “L’imaginaire” en “L’être et le néant” van Jean-Paul Sartre. Maar Sartre onderzoekt de werking van de menselijke geest. Je hebt niet zo gauw het gevoel dat het nutteloos is om te lezen. Als het uit is, slaak je een zucht van verlichting, want het is ook geen fastfood, maar het is wel als een stevige maaltijd waarna je een zware dagtaak aankunt. Bij Kafka daarentegen heeft het meer weg van een overdreven stevig feestmaal zodat je daarna het degoutante proces van het uitbuiken nodig hebt om bij te komen. De kok heeft zich misschien geamuseerd, maar voor de eter ligt dat soms toch wat anders.
Wie nieuwsgierig is naar Kafka, raad ik “Een hongerkunstenaar en andere verhalen” aan. Alles daarin is tijdens zijn leven verschenen, en dus door hem goed bevonden voor publicatie. De andere bundel en de drie romans werden postuum gepubliceerd op basis van zijn nagelaten manuscripten, en dat ze verschenen, is op zich al verbazingwekkend. De bekendheid ervan toont mooi aan dat ook in die tijden schrijvers door slimme reclamecampagnes voor het voetlicht werden gebracht. Marketing is niet iets van de laatste decennia. He heeft altijd bestaan, maar verandert voortdurend van karakter, zodat mensen het verband niet zien. Wie denkt “het was niet zo toen ik jong was”, vergist zich deerlijk. Het was wel zo. Er was misschien minder media, maar die werden even goed toen volgestouwd met reclame als nu.

Toegegeven: sommige mensen zijn dol op Kafka. Maar waarom, weet ik niet. Ik had een leraar die er van weg leek te zijn, maar hij is jammer genoeg al enkele decennia overleden, zodat ik hem niet kan vragen wat hij er in zag, en of hij er wel zo dol op was als het leek. Want je kunt je natuurlijk ook de vraag stellen of die leraar hem graag las, of gewoon kinderlijk verbaasd was over het feit dat zoiets werd uitgegeven, goed verkocht, en populair leek te zijn.

4 x Kafka. Daarmee is die bundel Verzameld Werk die ik al van lang vóór de euro hier heb staan. Het Proces was gelukkig wel al gelezen.
Mijn indruk?
Tja, wat moet ik daarvan denken…
Sommige mensen zijn helemaal ondersteboven van Kafka, maar ik begrijp dat niet goed. Van zijn drie romans zijn er twee duidelijk niet voltooid. De andere, “Het Proces”, zou het volgens sommigen ook niet zijn.
Dan heb je de bundels: “Een hongerkunstenaar en andere verhalen”, en “De Chinese muur en andere verhalen”.
Wil je Kafka lezen? Begin dan met de bundels. Vooral in “Een hongerkunstenaar…” staan alleen maar verhalen die hij al tijdens zijn leven publiceerde, en waarvan we dus zeker mogen zijn dat ze zijn zoals K. ze wou. In “De Chinese muur en andere verhalen” zijn de verhalen gebundeld die na Kafka’s dood zijn gepubliceerd.
De bundels zijn gevarieerder dan zijn boeken, en geven dan ook een completer beeld van de auteur.
Er staan soms merkwaardige dingen in. Bv.: de ouders van Samsa uit “De gedaanteverwisseling” hebben financiële problemen, maar ze hebben wel een keukenmeid en een dienstmeisje. Wat voor financiële problemen moeten die twee dan hebben als de Samsa’s ze ondanks hun eigen financiële problemen toch kunnen aanhouden?
Het zal wel vloeken in de kerk zijn, maar voor mijn is K. hetzelfde type auteur als Tolkien: allebei zitten ze er in hun vrije tijd op los te fantaseren, onder invloed van de massa’s tekst die ze hebben gelezen, en zij hebben dat toevallig allemaal opgeschreven.
Op basis van een beperkt aantal teksten die ze als voltooid tijdens hun leven hebben gepubliceerd (Tolkien: ‘De Hobbit”, “In de ban van de ring”, een drietal sprookjes), hebben ze een grote schare volgelingen verzameld die alles verslinden wat ze hebben geschreven, ook hun onvoltooide werk. Die fascinatie is onverklaarbaar. Wat Tolkien betreft: been there, done that, dus daar zal ik eens mijn gedachten over laten gaan.
Wat K. betreft: ik denk dat het vooral aanslaat bij mensen die in “Het proces” en “Het slot” een parodie zien op de werking van een bureaucratische maatschappij. Daartussendoor staan er ook wel andere kritische stukken, zoals de lange monoloog van Pepi in “Het slot” die zichzelf in haar getuigenis een betere rol toebedeelt dan ze heeft. Maar waarom moet dat zo lang duren? Ik heb ooit eens een boekje gehad van amper twintig bladzijden op basis van een Afrikaanse legende, waarin de auteur dat in amper drie regeltjes (!) deed.
Kafka is een zeker een uitzonderlijk auteur, maar of hij ook de kwalificatie “goed” verdient, dat zou ik niet direct durven zeggen.
“Onderzoekingen van een hond” in “De Chinese muur en andere verhalen” is ook ploeterwerk voor de lezer. Sommige mensen zullen daarin misschien allerlei symbolen zien, maar volgens mij is dat meer willen dan kunnen. Ik zie er vooral een fantaserende Kafka in bezig, die zich eens heeft geamuseerd door een tekst te schrijven over een filosofische hond. Dat het verhaal eindigt met de noodzaak van de hond aan vrijheid, zal er volgens sommigen een symbolische tint aan geven, maar Mark Twain deed dat al in een kort verhaal dat veel leesbaarder is (“A True Story”, gebaseerd op zijn verslag “Aunt Rachel”).
Dus, wil je K. lezen, kies “Een hongerkunstenaar en andere verhalen”. De rest, alleen maar als je erdoor gebeten bent.

maandag 25 – dinsdag 26 maart 2024

Een hongerkunstenaar en andere verhalen, Franz Kafka

Bespreking: Peter Motte 1475 woorden

“De gedaanteverwisseling” van Kafka staat ook in de bundel “De hongerkunstenaar en andere verhalen”. Het is zeker een van de leesbare stukken van Kafka. Je merkt dat het verhaal af is. Het aardige is dat de ouders en zuster van Gregor helemaal niet beseffen dat hij hun begrijpt, terwijl hij dat net wel doet. Maar zij begrijpen hem niet. Overigens: wie vertelt dat verhaal eigenlijk? Gregor niet, want hij sterft op het einde. Hoe kan er in de tekst dan staan wat Gregor denkt?

Net als aan “De gedaanteverwisseling” merkt je ook dat “In de strafkolonie” is voltooid. Het leest vlotter dan “Het slot”, en er zit ook een volgehouden spanning in. En net als de meeste andere verhalen van Kafka gebeuren er enkele zaken waarvoor geen verklaring wordt gegeven. Bv.: waarom wil de reiziger niets te maken hebben met de soldaat en de veroordeelde? Hebben ze hem angst aangejaagd doordat ze de officier hielpen toen deze zelf onder de Eg ging liggen? De reiziger kan niet snel genoeg van het eiland af zijn. Het is mogelijk dat hij ondanks het verdwijnen van de Eg zich onder die bevolking helemaal niet veilig meer voelt, maar nergens komen we die motivering te weten. Er gebeuren inderdaad gruwelijke dingen in “De strafkolonie”, maar het hoofdpersonage verzet er zich met succes tegen.

“Een hongerkunstenaar en andere verhalen” bevat drie bundels: “Beschouwingen”, “Een plattelandsdokter” en “Een hongerkunstenaar”. Verder zijn er nog de drie korte novellen “Het vonnis” (Das Urteil, 1912), “De gedaanteverwisseling” (Die Verwandlung, 1912, publicatie 1915) en “In de strafkolonie” (In der Strafkolonie, 1914-1918, publicatie 1919). Alles werd tijdens Kafka’s leven gepubliceerd. In tegenstelling tot Kafka’s drie romans was alles al tijdens zijn leven verschenen. Het mag dus als “voltooid” worden beschouwd.

De bundel “Een plattelandsdokter” is net als “Een hongerkunstenaar” een verzameling losse verhalen, genaamd naar een ervan.

“Een hongerkunstenaar” (Ein Hungerkünstler) was de laatste bundel die hij voor zijn dood zelf verzorgde. Dat het in de bundel “Een hongerkunstenaar en andere verhalen” als laatste staat, is dus wel passend.

De verhalen in “Een plattelandsdokter” (Ein Landarzt) werden vooral in 1917 geschreven. Ze verschenen in 1919 als de tweede collectie verhalen door Kafka, na “Betrachtung” (Beschouwingen, 1912 of 1913 – datum onduidelijk) waarmee de bundel “Een hongerkunstenaar en andere verhalen” passend wordt geopend. Acht van de verhalen verschenen als “Betrachtungen” in het blad “Hyperion”.

“Hyperion” was een Duits tweemaandelijks literair tijdschrift uitgegeven te München door Franz Blei en Carl Sternheim. Tussen 1908 en 1910 verschenen er twaalf boekjes. Het was duur uitgegeven in boekformaat en met modern grafisch werk door Walter Tiemann. Het bevatte belangrijke schrijvers, maar ook debutanten.

“Een hongerkunstenaar en andere verhalen” mag niet alleen als voltooid worden beschouwd, maar ook als typische voorbeelden van Kafka’s werk. Daaruit kunnen we afleiden dat zijn teksten gaan van verhalen tot gefantaseerde essays. Alhoewel sommige tamelijk vlot leesbaar zijn, zijn er ook enkele uitzonderingen tussen. Onder andere het verhaal “Jozefine de zangeres of het muizenvolk” (Josefine, die Sängerin oder Das Volk der Mäuse, 1924, het laatste korte verhaal dat hij schreef) is eigenlijk nauwelijks een verhaal te noemen. Het is een heel omstandige beschrijving van het karakter van Jozefine, de manier waarop de hoofdpersoon daarop reageert, en de reacties van het publiek. Qua intensiteit van de fijnslijperij en muggezifterij heeft het wat weg van de roman “Het slot”.

De verklaring van Kafka’s raadselachtige en nauwelijks narratieve teksten ligt in zijn achtergrond: hij studeerde recht, literatuur, filosofie en psychologie. Dat zijn alle vier studies die erg op tekst zijn gericht. Hij las dan ook veel beschouwende teksten. Kafka’s werk draagt daar ontegenzeglijk de sporen van.

Hij heeft wat weg van J.R.R. Tolkien: beiden zijn erg goed op de hoogte van hun vak, en hebben verschrikkelijk veel geschreven. En bij allebei ontstonden die schrijfsels eigenlijk door te fantaseren op basis van hun kennis, in tegenstelling tot auteurs waar het werk ontstaat op basis van wat ze meemaken. Dat leverde bij Tolkien verhalen op over lang vervlogen tijden, waarin hij vaak aandacht aan taal besteedde, en bij Kafka teksten die gefantaseerde essays zijn. Zelfs als hij duidelijk een verhaal schrijft is het narratieve element bijkomstig. Het geredeneer van de hoofdpersonen en de overwegingen die de auteur ertussendoor vlecht, zijn belangrijker dan de plot of de intrige. Weinig van zijn verhalen kennen dan ook echt een afloop. “Het vonnis”, bv., is eigenlijk helemaal geen verhaal.

Zijn bekendste verhaal, “De gedaanteverwisseling”, zit ook vol overwegingen, maar het verhalende aspect is sterker aanwezig. Alleen wordt er zo veel uitgeweid over de gedachten en de gevoelens van het hoofdpersonage, dat het verhaal maar traag verloopt.

Zoiets kan de spanning opdrijven. Want hoe drijf je de spanning op? Doorgaans door het einde uit te stellen: je werpt altijd meer obstakels op de weg van de hoofdpersoon naar zijn doel. Indiana Jones ontsnapt aan de snoodaards in een mijnkarretje, en in plaats van hem gewoon te laten wegrollen, stuur je er enkele booswichten achteraan, en laat je het karretje allerlei onverwachte capriolen maken, zodat de definitieve ontsnapping voortdurend wordt uitgesteld.

Kafka doet eigenlijk hetzelfde, maar hij vertraagt het verloop door de personages problemen en situaties vanuit alle mogelijke invalshoeken te laten benaderen, en bij elke stelling voortdurend tegenstellingen te bedenken. Hij analyseert dat daardoor erg grondig. De kwestie is dat hij daardoor het verhalende aspect soms uit het oog verliest, en met een essay eindigt. De eerste bundel verhalen die hij schreef heette dan ook niet zonder reden “Beschouwingen”, maar die kun je soms zien als een prozagedichten.

Kafka zou zelf 90% van wat hij had geschreven, hebben verbrand, en alhoewel sommige mensen dat sneu zullen vinden, denk ik dat hij heel goed wist waarom hij dat deed: omdat zijn teksten in de meeste gevallen alleen maar eindeloos essayistisch gefantaseer waren.

Terwijl ik “Het slot” las, deed Kafka me soms terugdenken aan Jean-Paul Sartre: dezelfde steeds dieper snijdende analyse van gedachten. Maar terwijl Sartre in “L’imaginaire” en “L’être et le néant” de psychologie van de mens onderzoekt, onderzoekt Kafka eigenlijk niets. Hij fantaseert. En terwijl je bij Sartre het gevoel krijgt inderdaad meer inzicht te krijgen in de menselijke psyche, is dat bij Kafka veel minder het geval.

De aantrekkelijkheid van Kafka voor sommige lezers ontstaat volgens mij doordat er soms een levensgevoel uit blijkt, dat past bij onderdanen van een maatschappij met veel bureaucratie. Je zou het een typische literatuur voor stadsmensen kunnen noemen die hun hele leven worden geconfronteerd met bureaucratie, zowel als het onderwerp ervan, als een van de leden ervan; en voor wie die bureaucratie vaak ondoorgrondelijk en ondoordringbaar is, terwijl ze nochtans een belangrijke invloed heeft. Dat zou een aardige benadering van “Het slot” zijn, maar Kafka beperkt zich daarin niet tot de louter bureaucratische kant van het leven.

Zowel in “Het slot”, als “Het vonnis”, als “Jozefine” en andere verhalen, is er ook een macht aan het werk die bestaat uit de meningen van anderen. “L’enfer, c’est les autres”, schreef Sartre, en Kafka drukt dat gevoel uit – al bedoelde Sartre er eigenlijk wat anders mee dan Kafka.

Ondanks de bewondering die je soms kunt hebben over het feit dat Kafka pagina’s lang situaties en gedachten kan analyseren, is het ook zo dat zijn geanalyseer in veel gevallen nergens heen leidt. Waarschijnlijk was het dat besef waardoor hij 90% van zijn teksten zelf heeft verbrand. Dat er echte verhalen tussen zitten, zij het met veel getob – soms meer het gevolg van paranoia dan van analyse – lijkt meer toeval te zijn dan zelf gewild.

En bovendien: de bundel “Verzameld werk” bevat drie romans en twee verhalenbundels, en de romans werden alle drie pas postuum gepubliceerd. Kafka vond ze zelf niet publicabel. “Het slot” en “Amerika” zijn duidelijk niet voltooid, en over “Het proces” zijn er twijfels.

Wat moet je denken van boeken die worden uitgegeven van een schrijver die tijdens zijn leven één of twee verhalenbundels uitgaf? Toen Brian Herbert, de zoon van Frank Herbert, het zevende deel van “Dune” publiceerde, werd er nogal eens gezegd dat het uitmelkerij was. Maar waarom zou je dat wel zeggen van “Dune 7” en niet van de drie postuum gepubliceerde romans van Franz Kafka? Volgens mij toont het dat reclame en marketing in literatuur altijd een rol hebben gespeeld. Wie “Het slot” leest, zal inderdaad merken dat het niet echt voor publicatie in aanmerking komt, en bij “Amerika” zit je hoe dan ook met een boek waarvan hoogstens de helft is geschreven.

Echt, ik denk dat we van geluk mogen spreken dat Kafka zelf 90% van zijn werk zou hebben verbrand, en ook dat hij heel goed wist dat die teksten niet publiceerbaar waren, maar alleen maar het gefantaseer waren van iemand die een vlijtige student was van op beschouwelijke teksten gerichte vakken.

zaterdag 16 – dinsdag 26 maart 2024