recensent: Peter Motte
onder auspiciën van De voormalige Tijdlijn en Vertaalbureau Motte
Oké, wat heeft Ythaq te bieden?
De tekeningen zijn best aardig, net als de inkleuring. Alleen is geen van beide bijzonder origineel. Tekeningen noch inkleuring roepen een “waaw”-gevoel op.
Maar dat betekent niet dat het slecht is. Het is tamelijk traditioneel, maar verzorgd en het biedt goed herkenbare tekeningen. Misschien wel wat klein gedrukt.
Het uitgangspunt is traditioneel: een groep mensen belandt ongewild in een omgeving die de hunne niet is, en ze proberen thuis te geraken – mensen van een sterrenvarend volk op de planeet Ithaq, een fantasy-wereld met de nodige fantastische wezens.
De invulling is kleurrijk, bont en gevarieerd wat betreft wezens, landschappen en culturen. Een erg superoriginele indruk heeft dat allemaal echter ook niet.
Arleston en Floch hebben bijvoorbeeld duidelijk de film “Alien: Resurrection” gezien.
Soit, rekening houdende met de hoge fantasy-productie van de laatste jaren blijkt het niet zo eenvoudig te zijn om voortdurend verrassend uit de hoek te komen.
Dus wordt het scenario erg belangrijk.
In het 2e deel, “Dubbelgangers”, trekt Arleston af en toe de kaart van de humor, maar spijtig genoeg is dat soms wat flauw.
Maar in het 3e deel, “Het geluid van de sterren”, lijkt Arleston meer voor drama en horror, en minder voor humor te hebben gekozen, en dat komt het verhaal ten goede. Het hinkt niet meer.
Net als in het vorige album zit ook hier een gemakkelijke oplossing: Narvarth, Graniet en hun metgezellen worden achtervolgd, met name door Dhokas en zijn trawanten. Maar daardoor is de ontmoeting tussen de twee groepen niet toevallig, zoals dat in “Dubbelgangers” wel het geval was toen Narvarth en Graniet bij Callista belandden. Het scenarioverloop wordt daardoor beter gemotiveerd, en daardoor ook boeiender.
Toch blijkt er een foutje in te zitten. Graniet stelt:
“Toen we het oude ruimteschip aan de praat kregen, activeerden we tegelijk het noodbaken van het logboek./ Op hetzelfde moment begon het teken op Callista’s voorhoofd op te lichten.” (p. 40).
Maar het teken op Callista’s voorhoofd begon pas op te lichten lang nadat ze het ruimteschip hadden geactiveerd, namelijk toen ze met Tao in de stad Wettra belandde.
“Ythaq 3: Het geluid van de sterren”, tekst: Christophe Arleston, tekeningen: Adrien Floch, 2008, Amsterdam, Luitingh-Sijthoff, oorspronkelijk: “Le soupir des étoiles”, vertaling: Toon Dohmen, paperback, 28,6 x 22,1 x 0,6 cm, 51 p’s, ISBN 978-90-245-2776-2
prijs: 7,90 euro
Maand: mei 2008
Agenda: Stripdagen Haarlem
Stripdagen Haarlem op 6, 7 en 8 juni 2008.
Ythaq 2: Dubbelgangers, door Arleston & Floch
recensent: Peter Motte
onder auspiciën van De voormalige Tijdlijn en Vertaalbureau Motte
“Ythaq” is luchtig amusement, maar niet erg origineel. Het basisscenario is dat een ruimteschip neerstort op een planeet die niet erg ver is ontwikkeld; dat is dus hetzelfde idee als in onder andere “Tchai” van Jack Vance.
Ondanks dat en de soms wat flauwe grappen is het echter best wel vermakelijk. Het scenario heeft een goede humoristische vondst: de hoofdpersonenen willen Callista uit de gevangenis redden, maar vergissen zich, en gaan achter een markgravin aan – die ze beter in de gevangenis hadden laten zitten.
De hoofdpersonen beleven allerlei fantasy-avonturen, waarbij ze af en toe gebruik kunnen maken van hun technologische achtergrond.
Het is dus meer de invulling van het verhaal, dan het verhaal zelf, waar de originaliteit uit moet komen. Spijtig genoeg voelt die invulling niet al te origineel aan, wat waarschijnlijk door het fantasy-element wordt veroorzaakt: draken, prinsessen, krijgers… Het heet niet altijd ‘draak’, ‘prinses’ of ‘krijger’, maar het is het gewoon.
Enkele hoofdpersonen komen in een circus terecht. Circussen zijn ook al een oude truc om een verhaal bont in te kleuren. Overigens is dat circus een gemakkelijke oplossing om Narvarth en Graniet op het spoor te brengen van Callista.
Door het grote aantal personages kunnen gemakkelijk allerlei verwikkelingen worden opgezet, zoals Callisto die zich voordoet als markgravin, maar precies daardoor in de problemen komt.
Een echt probleem is echter de wat kleine druk. De details van tekeningetjes worden wat petieterig, maar vooral vervelend is dat de zwarte tekst in de bruin gekleurde verklarende tekstvakken moeilijk leesbaar is.
Ergens lijkt het album niet goed te weten welke kant het op wilt: de tekeningen lijken op een jonger publiek te mikken, maar door de “toespelingen” lijkt het verhaal tegelijk op een ouder publiek te willen mikken.
En misschien is dat ook wat nog het meeste stoort: het is een album voor ongeveer 12-jarigen, zowel voor wie net iets jonger, als net iets ouder is. Ondanks “toespelingen” om op een ouder publiek te mikken, blijft de mentaliteit soms kinderachtig. Dat blijkt uit de wat flauwe humor, maar soms ook uit de relaties tussen de personages.
Niettemin: op naar het volgende deel.
“Ythaq 2: Dubbelgangers”, tekst: Christophe Arleston, tekeningen: Adrien Floch, 2008, Amsterdam, Luitingh-Sijthoff, oorspronkelijk: “Ophyde la géminée”, vertaling: Toon Dohmen, paperback, 28,6 x 22,1 x 0,7 cm, 62 p’s, ISBN 978-90-245-2075-6
prijs: 7,90 euro
Manga
Eerste term: manga. Manga’s zijn Japanse stripverhalen.
Die verhalen worden doorgaans eerst gepubliceerd in afleveringen in tijdschriften, dus als een stripfeuilleton zoals de vervolgverhalen in “Robbedoes” en “Kuifje” werden gepubliceerd.
De afleveringen van eenzelfde feuilleton kunnen daarna samen worden uitgegeven in een boek, dat een min of meer apart leesbaar deel van de reeks vormt.
Nu komt het: zo’n boek wordt in het Engels “tankōbon” genoemd, wat eigenlijk het Japanse woord voor “boek” is.
Maar de Japanners noemen zo’n boek met gebundelde afleveringen van hetzelfde verhaal een “komikku”, wat… eigenlijk het Engelse woord “comics” is.
Dus: de Japanners gebruiken het Engelse woord, en de Engelsen het Japanse!
In het Nederlands worden door Kana Productions onder andere Death Note, Shaman King en Bleach gepubliceerd als “tankōbon”.
Afbeelding gepubliceerd met toestemming en copyrighted DEATH NOTE (c) 2003 by Tsugumi Ohba, Takeshi Obata/ Shueisha Inc.
De fantastische avonturen van Edgar Poe 1: De gouden kever, door Thouard en Seiter, naar Edgar Allan Poe
Tekenaar Thouard en scenarist Seiter hebben een reeks ontworpen op basis van de verhalen van Edgar Allan Poe: “De fantastische avonturen van Edgar Poe”.
Het eerste deel is “De gouden kever” (origineel The Gold Bug).
“De gouden kever” is nogal vaak het openende verhaal van reeksen met werk van of naar Poe.
Het stripverhaal is er op gebaseerd, maar volgt het niet 100%.
Met de schat die ze dankzij de gouden kever hebben gevonden, kopen de hoofdpersonen een schip. Samen met Kitty vluchten ze voor de wet, omdat Kitty, een hoer, een marineofficier neerschoot die dreigde een van de hoofdpersonen neer te schieten.
Daardoor hebben Seiter en Thouard het decor opgezet om met vaste personages de verhalen van Poe te vertellen. Aangezien veel van zijn verhalen tenslotte korte verhalen zijn, en ze vaak in de ik-persoon zijn geschreven, kan dat goeie resultaten opleveren.Maar aangezien ze wegtrekken met een schip, vraag ik me af of ze overschakelen naar “The Narrative of A. Gordon Pym”.
Agenda: Stripfestival Knokke-Heist
Stripfestival Knokke-Heist op 18 mei 2008.
Cromwell Stone: integrale heruitgave
Bij Sherpa verscheen een ééndelinge volledige heruitgave van de trilogie “Cromwell Stone”.
Het boek bevat niet alleen de drie albums, maar ook tekeningen die Andreas voor promotie en voor voorpagina’s maakte. Er werd ook een portretfoto van Andreas opgenomen (er circuleren relatief weinig portretten van Andreas, dus dat komt goed uit), en een korte inleiding door Mat Schifferstein, de uitgever.
In deze integrale editie zien we alle kunststukjes samen die Andreas in een tekenstijl inbouwt, die alleen maar oppervlakkig beschouwd klassiek is. Opvallend is de dynamisering van de vakindeling.
In “Cromwell Stone” zien we dat o.a. op de platen 4-6. De vakjes van plaat 4 zijn in twee horizontale stroken verdeeld, die de bladzijden netjes in twee gelijke delen verdelen, en waarbij elk vakje een verticaal gerichte balk is. Dat schept een grote regelmaat, die in overeenstemming is met de relatieve rust van het vertelde verhaal.
Op plaat 5 daarentegen zijn de horizontale stroken wel alledrie even hoog, maar de nette verticale verdeling wordt in de laatste strook onregelmatig.
Op de volgende plaat is er helemaal geen sprake meer van een regelmatige indeling, en die stijgende wanorde in de plaatindeling is helemaal in overeenstemming met de groeiende paniek van het hoofdpersonage.
Het is ook heel knap hoe Andreas op plaat 7 de rust herstelt door de regelmatige, ritmische indeling van de eerste strook van de plaat, als de angst van de nacht is verdwenen en plaats maakt voor de geruststelling van een zonnige dag.
Een ander mooi voorbeeld van een parallel-ontwikkeling in de plaatindeling en de psychologische beleving van een personage zien we in de dynamisering van de vakvorm op de platen 34-37 van “De terugkeer van Cromwell Stone”.
De plaatindeling valt in scherven, net zoals de spiegel die Phil per ongeluk en in paniek met zijn elleboog in scherven slaat, wat parallel verloopt met de manier waarop zijn eigen persoonlijkheid en ook zijn zelfvertrouwen in scherven valt, tot de rust op plaat 37 in zijn psyche terugkeert, maar alleen maar doordat hij zijn paniek kanaliseert tot een moordlustige haat tegen wie hem zo ver bracht om de sleutel af te staan, de sleutel die als het ware het slot was op zijn bescherming tegen zijn diepste tekortkomingen.
In het derde deel, “Het testament van Cromwell Stone”, is de vakindeling in het algemeen regelmatiger.
In het tweede deel zegt Cromwell: “Een schepper interesseert zich dus totaal niet voor wat er om hem heen gebeurt. / Een dergelijke kracht van chaos, midden tussen de mensen, die zo bezeten zijn van orde in hun samenleving, leidt onvermijdelijk tot een ramp.” (plaat 29, vak 5).
Daarom wil Cromwell Stone die “schepper” weg krijgen, maar hij slaagt slechts gedeeltelijk. Een deel van de “schepper” blijft achter, en wekt Phil tot leven.
In het derde deel zijn de platen in het algemeen dan ook regelmatiger ingedeeld, maar af en toe zijn er dissonanten.
Op plaat 1 is dat bijvoorbeeld het 1e vakje, dat niet helemaal door een kaderlijn is omgeving, en het laatste vakje, dat net als het 1e vakje niet netjes binnen de bladspiegel blijft.
De vakjesvorm wordt in “De terugkeer van Cromwell Stone” vooral gedynamiseerd door het volledig of gedeeltelijk verdwijnen van de vakomtrek, en doordat vakjes buiten hun normale grenzen steken.
In het algemeen is de vakvorm echter regelmatiger dan in de voorgaande delen, wat dus past bij het feit dat de verstorende invloed van de “schepper” is verdwenen.
Maar de achtergebleven rest verstoort nog genoeg om de tragedie van Marlene Parthington te veroorzaken, een tragedie die haar hoogtepunt onmiddellijk gevolgd door haar dieptepunt kent door een innerlijke godsaanschouwing, die net zoals in Dantes “Goddelijke Komedie” eindigt met een verblinding. De breuk met de normaliteit wordt in dit deel dan ook vooral verbeeld door wit en witrumten.
Als uitsmijter nog deze opmerking: de witruimten omhullen en beklemtonen daardoor ook het verdwijnen van Cromwells testament in het laatste vakje van het laatste plaatje, waardoor het einde van de trilogie gelijkenissen vertoont met het einde van de reeks “Rork”, waarin Rork in deel 7, “Terugkeer”, na zijn strijd met Dahmaloch uit onze wereld verdwijnt, en Astor opmerkt: “Is dat alles wat er uiteindelijk van overblijft? Tekens?”, en Capricornus antwoordt: “Dat is alles.” (plaat 54, vak 8-9).
Maar in “Cromwell Stone” is het zelfs dat niet.
Andreas zelf beschouwt het boek ook als de definitieve uitgave van “Cromwell Stone”.
Bij de eerste editie is er als losse kleurenprent bijgevoegd op stevige papier een weergave van de voorpagina van de Amerikaanse editie bij uitgeverij Dark Horse in 1992.
De eerste uitgaven van de Nederlandstalige integrale editie van Cromwell Stone verscheen op 1000 exemplaren.
Arq 11: Zwarte meester (2)
Eindelijk Arq 11: Zwarte meester ontvangen en gelezen.
Een recensent schreef dat Andreas niet meer verrast, maar na Arq 11 vraag ik me af waarom hij dat schreef. Het idee om het album in te delen in scènes, waarbij elke scène precies 1 pagina lang is (behalve de centrale scène, die 2 p’s telt), is niet alleen goed, maar het is bovendien ook heel moeilijk uit te voeren.
Hier bewijst hij niet alleen zijn grafische meersterschap, maar ook zijn meesterschap als stripscenarist: als je het eerste vakje van een plaat ziet, weet je direct over welke personages het gaat en in welke situatie ze zitten. Als je aan het einde van de pagina komt, is de scène duidelijk afgesloten maar wil je tegelijk ook verder lezen.
Hoogstwaarschijnlijk is deze Arq 11 het voorlaatste deel van de 2e cyclus. Dat kun je niet alleen besluiten op basis van het nummer van het album (6 dln/cyclus), maar het voelt ook duidelijk aan dat de verhaallijn naar een apotheose voert.
“Arq 11: Zwarte meester”, Andreas, 2008, Sherpa, gekleurd, gebonden, oorspronkelijk: “Arq 11: Maître noir”, vertaling: Mat Schifferstein, 46 p’s, 29,8 x 25 x 1 cm, ISBN 987-90-75504-97-2
Prijs: circa 15 euro