Hij heet in werkelijkheid Bernard Cosendai en werd geboren op 14 juni 1950.
Ik heb het werk niet in chronologische volgorde gelezen, want dat is:
1990: Orchidea
1999: Zeke vertelt
2003: Een huis van Frank L. Wright
1988: Reis naar Italië
Maar het zijn ook allemaal losse albums, dus dat speelt geen rol.
Cosey is vooral bekend van zijn reeks Jonathan, die zich vaak in het Verre Oosten afspeelt, en waarvan de bekendste titels van 1975-86 zijn. Er blijkt een grote belangstelling voor dat Verre Oosten uit, en de invloed van de hippiecultuur uit de jaren 1960 is nooit veraf, alhoewel Cosey wel minder zweverig is dan de hippy’s die dachten “de waarheid” in het Oosten te vinden.
Orchidea gaat over mensen die op zoek zijn naar een oude man die er vandoor is met een zwangere barmeid. Maar op het einde blijkt dat ze zwanger is van iemand anders, en die vriend gaat haar uiteindelijk oppikken.
Zeke vertelt is over een oude moeder die met een vriendin eindelijk haar zoon terugvindt, die ergens in een van die Zuid-Oost-Aziatische landen opduikt. Zijn levensverhaal wordt op een ingewikkelde manier verteld door herinneringen van de moeder en symbolische verhalen van de man zelf. Hij had een heel succesvolle muziekhit gehad, waardoor hij in het milieu verkeerde van The Beatles, Bob Dylan e tutti quanti.
Een huis van Frank L. Wright heeft als ondertitel “en andere liefdesverhalen”.
Reis naar Italië gaat over twee oorlogsveteranen die tijdens een reis naar Italië een jeugdvriendin ontmoeten, die hoopt dat ze een Cambodjaanse vluchtelingetje zullen adopteren. Ik kan niet te veel vertellen zonder te veel spoilers.
De ondertitel “en andere liefdesverhalen” zou de ondertitel voor een overkoepelende reeks van al die albums kunnen zijn. Als stripverhalen zijn ze dus zeker in hun tijd apart geweest: het avontuurlijke element is wel aanwezig, er wordt heel wat afgereisd, maar de kern van het verhaal is altijd de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Er zijn ook nauwelijks wat men gewoonlijk “actiescènes” noemt en wat een eufemisme is voor vechtpartijen. Ze zijn ook niet humoristisch bedoeld. En dat terwijl bijna alle strips in die tijd of humoristisch waren, of avontuur, of een mengsel. En in bijna alle verhalen zijn de gezinnen gebroken: een oude man die voor een zwangere vriendin gaat zorgen omdat de vader haar in de steek liet, een man die verdwijnt uit zijn milieu en twintig jaar lang niets van zich laat horen, twee oorlogsveteranen die eigenlijk de bijfiguren blijken te zijn in een liefdesdriehoek waarvan ze zelf niet de regie in handen hebben… Tragiek speelt een belangrijker rol bij Cosey dan een goede afloop of humor.
Cosey toont vaak een voorkeur voor het oosten, maar Orchidea speelt zich volledig in Amerika af, net als 3 van de 4 verhalen in Een huis van Frank L. Wright, en het vierde is wat moeilijk te plaatsen. Reis naar Italië speelt zich zowat overal af: de VS, Vietnam en natuurlijk Italië. Het is misschien het meest geslaagde verhaal van die vier albums, maar ik kan er niets over vertellen zonder te veel spoilers.
Het is een beetje gokken als ik schrijf dat de foto van vóór 1940 is, maar het is wel ondersteund: Spirou op groot formaat verdween tijdens de Tweede Wereldoorlog door de papierschaarste (en ook omdat de uitgeverij niet graag met de bezetter samenwerkte), en het ziet er een tamelijk zorgeloze omgeving uit. Die foto moet bijna van vóór mei 1940 zijn.
Peter Motte is vertaler en werkte mee aan verschillende uitgaven van manga in Nederland en België, zoals Death Note, Bleach, Shaman King en Doubt. Bij het lezen van deze manga viel hem het fenomeen van de shinigami op, in de Japanse volksvertellingen begeleiders van de geest naar het dodenrijk. In de gastblog neemt hij ons mee langs verschillende manga waarin ze voorkomen en hoe ze daarin worden gebruikt.
1. Inleiding
Nadat ik mijn eerste manga had gelezen, geraakte ik zodanig verstrikt in een web van intriges, dat ik er nooit meer uitgeraakte. Die manga heette Death Note, en op dat moment kon ik nog helemaal niet vermoeden dat ik aan de volledige tweede cyclus van die cultreeks zou meewerken. Het begon nochtans onschuldig met de controle van het eerste hoofdstuk van Detective Conan – over een detectivetiener waarvan het lichaam per ongeluk wordt teruggebracht tot zijn zevenjarige proporties – een serie die om een of andere reden nooit door haar publiek werd ontdekt, en die in het Nederlands werd stopgezet. Niets lukt zomaar.
Na dat instappertje werden me Death Note en Shaman King toegeschoven. Death Note bleek een flinke breinbreker, zeker voor de corrector, maar nog meer voor de vertaler. De personages proberen elkaar de loef af te steken door ingewikkelde intriges op te zetten, maar vooral door op slinkse manieren gebruik te maken van een apart wezen waarover ze soms macht uitoefenen, en waarvan ze soms het slachtoffer zijn: shinigami.
Shinigami, ze krioelen in de Japanse literatuur, en zeker in manga en anime. Maar helemaal Japans zijn ze niet. Shinigami zijn psychopompoi, begeleiders van de geest naar het dodenrijk. Ze beoordelen de doden niet, ze zorgen er alleen maar voor dat ze een veilige doorgang krijgen. Soms willen ze er iets voor terug. En daarom begroeven de Grieken lange tijd hun doden met een geldstuk, zodat ze Charon konden betalen.
Geen wonder, eigenlijk, dat mijn eerste contact met manga een definitieve band schiep. De dood is een van de belangrijkste onderwerpen in de literatuur. Toen J.R.R. Tolkien werd gevraagd waarover “In de ban van de ring” ging, zei hij: “It’s about death.” De dood is ieders persoonlijke apocalyps, zei de filosoof Karel Boullaert. Het is de muur waarop we allemaal botsen, het is een aspect van ons bestaan waar we voortdurend een modus vivendi voor moeten vinden (no pun intended).
Het is dan ook niet vreemd dat de dood in de Japanse cultuur voorkomt, maar het is niet specifiek Japans dat het in de vorm van shinigami is. Volgens sommigen zou de eerste shinigami zijn opgetreden in de rakugo-voorstelling “Shinigami”, gebaseerd op de Italiaanse opera “Crispino e la Comare”, zelf gebaseerd op “Der Gevatter Tod”, een sprookje van de gebroeders Grimm. Maar dat kan niet. De term komt immers al in 1721 voor in “De liefdeszelfmoorden te Amijima” door Chikamatsu Monzaemon. Dat is een flink eind vóór de sprookjesbroers. Het begrip zal na die bijna driehonderd jaar in Japan wel al flink zijn ingeburgerd. In folklore komt het echter niet voor. Waar komt het dan vandaan? Er zijn wel Japanse goden van de dood. Het boeddhisme heeft Emma. Het shintoïsme heeft Izanami-no-Mikoto, een bijzonder geval dat begon als een godin van de schepping, en eindigde als een godin van de dood. Optimistisch. Japanse verhalen hebben vaak een donker kantje. Dat maakt ze ook zo leuk (hèhè – daaag, Walt Disney). Die goden werden echter nooit shinigami genoemd. Immers, zoals gezegd is de shinigami een psychopompos. Hij vertegenwoordigt dus een bepaald aspect van de dood, het sterven. En dat hij de dood niet is, blijkt uit elk optreden van shinigami in manga.
2. Death Note
In Death Note zijn de shinigami een verzameling freaks. Niet door hun uiterlijk. Nou ja, ook door hun uiterlijk. Maar vooral door hun psychologische make-up. Ryuk, de belangrijkste van het stel, wil wat keet schoppen op aarde omdat hij zich in de wereld van de dood, wel, dood verveelt. Bovendien heeft hij een zwakke plek, net als bijna alle andere shinigami in de reeks. Rems zwakte is haar romantische ziel. En Sidoh is gewoon dom. Een domme doodsengel… Opvallend is dat de shinigami een koning hebben, maar dat we die nooit te zien krijgen. Ook opvallend is dat de shinigami zich moeten houden aan regels en opdrachten. Zoals gezegd: de shinigami is een psychopompos, maar beslist zelf niet over wie sterft, wanneer, hoe, of waarom. Hij is alleen maar de boodschapper. En dat kenmerk doet hem op onverwachte plekken opduiken.
Death Note is al een tijdje afgelopen. De reeks is nog volop verkrijgbaar, maar mijn werk en dat van de andere correctoren en vertalers zit erop.
3. Ikigami
En toen viel in december 2010 een nieuwe reeks bij me binnen: Ikigami. De tekenaar laat in een geweldig geslaagde realistische tekenstijl de lezer kennismaken met iemand die eruitziet als een weinig indrukwekkend kantoorhulpje. Dat jonge ventje volgt een opleiding bij het ministerie van welzijn en volksgezondheid. Het verhaal lijkt zich in het moderne Japan af te spelen, maar ze zijn een stapje verder. En om te garanderen dat ze een welvarende natie blijven, hebben ze vanuit een verwrongen redenering een bijzondere wet ingevoerd: de welvaartvrijwaringswet. Onze jonge bediende wordt opgeleid om de beslissingen ten gevolge van die wet aan de betrokken burgers te melden. En dat blijkt het afgeven van een doodsbericht te zijn, een doodsbericht waarop het tijdstip van overlijden van de ontvanger van het bericht wordt vermeld. Onze onaanzienlijke kantoorklerk blijkt dus niets anders dan een shinigami te zijn! De ene manga is al bekender om het gebruik van shinigami dan de andere. Death Note draait om niets anders dan shinigami manipuleren en gemanipuleerd worden door shinigami. Ikigami is in de eerste plaats een verzameling emotionele verhalen over mensen die met hun eigen dood worden geconfronteerd, en de shinigami van dienst is bijna shinigami tegen wil en dank. Eigenlijk kunnen de verhalen uit Ikigami zich elke dag overal op onze planeet afspelen: als iemand van een dokter te horen krijgt hoeveel maanden hij nog te leven heeft, als iemand aan boord van een crashend vliegtuig of een zinkende boot is, als iemand een auto-ongeluk beleeft, als iemand naar het front wordt gestuurd… Shinigami zijn geen wezens die je kunt ontlopen. En dus duiken ze altijd op. Ook als je ze niet verwacht.
4. Bleach
De mooiste verschijning van een shinigami zit in Bleach. Die reeks kent een van de ingewikkeldste openingshoofdstukken uit de manga, alsof ze al vanaf de eerste pagina’s de lezers wil schiften. En daartussenin duikt Rukia Kuchiki op. Na de shinigami in Death Note is dat wel een hele verrassing.
De psychopompische functie van shinigami is in Bleach veel duidelijker dan in Death Note. Terwijl de shinigami in die laatste manga zich beperken tot het uitvoeren van de dood na de opdracht daartoe – waarna de reis van de gestorvene helemaal niet meer ter sprake komt – moeten de shinigami zich in Bleach over allerlei zielen bekommeren die om een of andere reden de overgang naar het dodenrijk niet kunnen maken: geesten en… hollows (geesten zonder ziel).
Aanvankelijk lijkt de reeks vooral de strijd met hollows te behandelen, maar het pleit voor Bleach dat ze uiteindelijk een heel andere kant kán opgaan. Het verhaal verplaatst zich naar de dodenwereld, waar de intriges tussen de shinigami de plot bepalen. Dan staan we al heel ver af van de shinigami uit Death Note. De karakters van de Bleach-shinigami zijn veel complexer, waardoor de plot meer bepaald wordt door de relaties tussen hen, dan in Death Note. In die laatste zijn de shinigami al bij al tamelijk passief, en steunt het verhaal op de motieven en handelingen van de mensen. Dat de manga Bleach heel flexibel is, blijkt al vanaf het begin uit de gevarieerde tekenstijl en de afwisseling van drama met humor. Die veelzijdigheid biedt een stevige fundering, zodat de serie niet onder haar gewicht in elkaar stort. Stevig bruggetje, die stijl.
5. Black Butler
Nog zo’n shinigami-reeks: Black Butler. Het eerste waar ik voor viel was de titel. Toen zag ik de eerste platen, en dacht ik: dat wordt niks.
Bleek een vergissing. Het verhaal benadert de boel uit een andere hoek, en kiest voor een stijl die heel goed past bij het decadente sfeertje van de superrijke 19e-eeuwse Engelsen. Ik voel er weinig voor om hier het plezier van de lezer te verstoren door te veel tippen van de sluier op te lichten. Ik zal het me dus gemakkelijk maken: zoek het zelf maar uit (hèhè). Ten slotte zijn er nog niet veel delen verschenen, zodat ik luchtgitaar speel als ik het over Black Butler heb. De reeks gaf in elk geval een nieuwe betekenis aan de afkorting BB*, en dat is al heel wat. En duidelijk is ook dat de serie zich als een typische goed opgebouwde manga ontwikkelt: ze rolt voort, en verder, traag als een wals die alles verplettert dat in zijn baan komt, om een perfecte, dichte, stevige weg achter te laten. Ondertussen houden de shinigami zich gedeisd, rustig hun beurt afwachtend in de coulissen. Maar zoals in elk goed verhaal, zijn ze onvermijdelijk.
De eerste illustratie voor de cover van De Blauwe Lotus werd in 1936 getekend door Hergé en prompt afgewezen omdat de uitgever vond dat de kleuren te duur zouden zijn om te reproduceren.
Tijdens een veiling werd hij op 14 januari 2021 verkocht voor 2,6 miljoen euro, exclusief de veilingkosten.
Daarmee werden twee wereldrecords op een veiling behaald: het was niet alleen de hoogste prijs ooit voor een kunstwerk door Hergé, maar het was zelfs de hoogste prijs ooit voor een originele striptekening.
Nu is er een organisatie die hoopt daar een dikke sla uit te slaan door de eerste twee officiële Kuifje-NFT’s te verkopen in verband met die voorpagina.
Er komt een afdruk van de tekening met NFT-certificaat, en een louter digitale NFT.
De afdruk kost 750 euro, inclusief BTW en met gratis levering (mag wel, voor die prijs).
De louter digitale versie kost 0,25 etherium, wat ongeveer 399 euro zou zijn. Maar cryptomunten veranderen voortdurend van koers, waardoor die schatting dus waardeloos is.
De gedrukte versie is een beperkte oplag van 777 exemplaren, genummerd van 001 tot 777. Het stuk meet 328 x 328 mm en is met offset HUV gedrukt op papier van 250g/m. Het frame is 500 x 500 mm en het materiaal ervan is hout en glas.
Van de digitale versie zouden er maar 1777 exemplaren zijn, maar wie kan dat controleren? Het is trouwens gewoon een jpeg-afbeelding, net zoals die hierboven.
Los van het feit dat het allebei duur is, zouden we iedereen toch willen waarschuwen dat digitale toestanden met cryptomunten vreselijk verkeerd kunnen aflopen, zodat we niemand durven aanraden erop in te gaan. Tenzij je het interessanter vindt dan nog een extra optie op je Ferrari.
The Art of Andreas (Andreas) ISBN 978-90-8988-113-7 ⬛ ⬛ ⬛ ⬛ ⬜ ⬜ ⬜ Status: Gepland > In voorbereiding > Bij vertaler > Bij opmaak > Bij corrector > Bij drukker > In transit In winkels: voorjaar 2023
Misschien nog als uitsmijter deze anecdote: toen ik naar nieuws over het boek zocht, voerde ik gewoon “sherpa the art of andreas” in een zoekmachine in, en kijk nu: ik kwam op de website terecht van een beeldende kunstenares die Andrea heet, en werkt onder de bedrijfsnaam The Art Sherpa. Verder merkte ik geen enkele band met striptekenaar Andreas of met uitgeverij Sherpa.