
Op 15 augustus 1930 gebeurde er niets bijzonders. Het was zelfs een erg alledaagse gebeurtenis, maar wel een van die voorvallen die voor de betrokkenen een grote impact hebben: er werd een zoon geboren in het gezin Timmermans, als 4e kind van Felix Timmermans en zijn vrouw Marieke Janssens. Gommaar werd toen de jongste broer van Lia, Clara en Tonet.
In Lier doorliep hij het lager onderwijs en de middelbare school.
Het werd allemaal wat aparter toen hij in 1950 in het Hoger Instituut voor Bouwkunde en Stedebouw te Antwerpen ging studeren. Niet iedereen doet dat, en hij werd binnenhuisarchitect, wat nog minder mensen doen. Tijdens zijn vrije uren volgde hij ook reclame en keramiek aan de Koninklijke Academie te Antwerpen, waardoor hij wat overeenkomsten begon te vertonen met Hergé, die ook in de reclame actief was.
Vanaf 1950 tot 1955 schurkte hij trouwens nog veel dichter bij Hergé aan, doordat zijn tekeningen werden gepubliceerd in jeugdbladen zoals “Kuifje” en “Ons Volkske”. Los van het feit dat Kuifje en Hergé vermelden altijd goed is voor wat extra hits op een website, is het ook gewoon echt gebeurd, en toont het dat Gommaar er blijkbaar niet voor voelde om spoorwegbruggen en snelwegviaducten te ontwerpen.
Hij kwam bij ‘Kuifje’ en ‘Ons Volkske’ terecht via Karel van Milleghem, hoofdredacteur en bevriend met Gommaars zussen. Hij schreef er verhalen voor, maar de tekeningen waren van Bob De Moor en zijn zus Tonet.
Vanaf 1957 werkte hij voor Uitgeverij Desclée De Brouwer te Brugge, en in dezelfde periode begon hij ook cartoons voor binnen- en buitenlandse bladen te tekenen.
Zijn eerste stripverhaal verscheen van 1960 tot 1965 in “De Bond”. Het was een korte humoristische strip van 4 vakjes.
In de daaropvolgende jaren leverde hij stopcomics en illustraties voor Patskrant, de kinderbijlage van de krant ‘De Standaard’. Die waren doorgaans erg sprookjesachtig en zaten vol losgeslagen fantasie: Fideel de Fluwelen Ridder, De Tweehoofdige Gevlekte Filodendron, Uit het dagboek van Pietje Pennewip, Arabella, de geleerde slak, Pepijn, Felix en Pepino, De drie musketiers en vooral De wonderwinkel: een verhaal in 25 afleveringen van 28 februari tot 3 september 1974.
Voor andere bladen voegde hij er nog de reeks Sylvester Beukenoot, en de reeks Gabriël Gagman aan toe. Er volgden nog ‘Het zondagskasteel’, ‘De Kip, De Keizer en de Tsaar’, ‘De Grote ballonreeks’ en De Nieuwe Ark.
In 1973 kreeg hij de referendumprijs van de Antwerpse boekenbeurs.
Het volgende jaar kreeg het kinderboek ‘De Kip, De Keizer en de Tsaar’ de ‘Provinciale Premie’.
In 1979 verscheen zijn Kinderboek ‘De wonderwinkel’, dat zijn bekendste werk werd, omdat er hetzelfde jaar een animatiefilm van werd gemaakt die op tv werd vertoond.
Door een hartaanval in 1982 stopte hij met tekenen en schrijven, maar na een herstelperiode herbegint hij met korte humoristische schetsen. Af en toe illustreerde hij ze zelf. In 1999 ging hij op pensioen. Hij overleed pas op zaterdag 13 mei 2023 toen hij 92 jaar oud was.