SF: The Best of the Best, ed. Judith Merril

SF: The Best of the Best, ed. Judith Merril

Bespreker: Peter Motte

1.160 woorden

Dit is een bundel, ahum, sf-verhalen.

Een blok van 438 p’s. Het is een van die vele dikke pocketboekbundels.

Judith Merril werd bekend als redacteur van dat soort bundels. Toen deze verscheen, deed ze dat al langer dan tien jaar.

Deze bundel is eigenlijk een collectie uit haar jaarlijkse reeks “The Year’s Best S.F.”, en zou dus absolute top moeten zijn. Het boek verscheen oorspronkelijk in 1967 bij Delacorte Press, N.Y., maar mijn uitgave is de herdruk uit 1968 bij Dell. Het boek is hier en daar nog tweedehands verkrijgbaar.

Het bevat een inleiding, en bij elk verhaal is er een stukje over de schrijver, ook als de auteur er meer dan één keer in staat, is er toch voor elk verhaal een inleiding.

De inhoudsopgave verzamelt in elk geval indrukwekkende namen. Er zijn 29 verhalen van 25 verschillende auteurs. Er zijn bekende namen, zoals Damon Knight, Isaac Asimov, J.G. Ballard, Brian Aldiss, Fritz Leiber, Theodore Sturgeon, Clifford D. Simak, maar ook auteurs die ten onrechte niet meer bekend zijn, zoals Algis Budrys, Mack Reynolds, Avram Davidson en Robert Sheckley.

Elk verhaal apart bespreken is niet haalbaar, en wat ik wel vermeld betekent niet dat de andere slechter zijn, alleen dat ik daar de tijd niet voor heb genomen, en liever doorlas.

“Bulkhead” door Theodore Sturgeon heeft indruk gemaakt. Hele goede uitwerking. Je vindt in die oude bundels soms echt goede dingen.

Zulke bundels bevatten ook vaak goede verhalen van mensen waar je nog nooit van hebt gehoord.

Een ervan is The anything box door Zenna Henderson. In het Nederlands zijn er wel twee verhalen van haar verschenen, maar dat is het. Het zijn “Iets stralends” en “Vertel eens een verhaaltje”. Een auteur die duidelijk snel zal worden vergeten, en dat ligt niet aan de kwaliteit.

Er zijn ook auteurs bij waarvan je het gevoel krijgt dat ze schrijven door de liefde voor het schrijven, omdat ze eigenlijk niets (lijken) te bereiken. Let wel: soms bereiken ze toch iets, hoor, maar de rest van hun werk is vaak bij ons niet bekend. Meestal werken ze echter niet als schrijver. Sommigen hadden een eigen tv-programma, of schreven tv- of filmscenario’s. Enkelen werden redacteur.

De bundel is van 1967, maar de verhalen zijn natuurlijk ouder. Dat velen ervan dateren van na 1945 merkt je echter wel: de sporen van de Koude Oorlog zijn duidelijk merkbaar.

“Junior” van Robert Abernathy is grappig, maar vertelt ook iets over evolutie. Ik vraag me af of zo’n verhaal zou kunnen worden geschreven vóór de evolutietheorie gemeengoed werd. Misschien wel, maar dan zou het alleen maar grappig zijn.

Ook “Mariana” van Fritz Leiber is een van die korte, grappige sf-verhalen. Van dat soort verhalen hou ik.

In zekere zin is “Sense from Thought Divide” door Mark Clifton ook vooral een grote grap, alhoewel het element “spannend” belangrijker is. Interessant is dat het ook een thema bevat dat later in “The Rise and Fall of D.O.D.O.” door Neal Stephenson en Nicole Galland tot zijn uiterste consequenties werd doorgetrokken.

Nog een pareltje: “The Handler” door Damon Knight. Een kort verhaaltje dat je even doet denken. Een parabel.

Het was al jaren geleden dat ik nog eens iets van Isaac Asimov had gelezen, maar in deze bundel staat “Dreaming is a Private ¨Thing”. Vreemd genoeg lijkt dat nooit in het Nederlands te zijn vertaald.

Misschien heeft dat wat te maken met de kwaliteit: een van de personages zegt zowat vijf keer (5!) “I’m an old man”. Ja, na de eerste keer weet je dat wel. En dat hij het een tweede keer zegt, oké, het geheugen van de lezer kan kort zijn. Maar drie keer, en zelfs vijf keer? Op een verhaal van zo’n 15 bladzijden? Dat is toch wel een slordigheid.

Maar verder is er weinig op aan te merken. Het was lang geleden dat ik nog iets van Asimov had gelezen, en dan is zoiets een beetje een nieuwe kans om hem te leren kennen, en dat valt verder wel mee: hij verspilt geen tijd aan overbodige uitweidingen, de personages worden tamelijk snel neergezet (tenzij ze een variant van stotteren ontwikkelen waarin ze hele zinnen herhalen, blijkbaar), en het bevat een origineel idee: sommige mensen kunnen uitstekend dromen (alhoewel het om dagdromen lijkt te gaan), en er is een techniek ontwikkeld om dat vast te leggen, zodat andere mensen die kunnen bekijken. Het is een gesofisticeerde versie van film.

Het aardige is niet dat idee op zich, maar wat Asimov er allemaal nog rond vertelt, over welke ontwikkelingen zich ermee voordoen, en hoe de psychologie van de dromers zelf in elkaar zit. En dat hun werk onontbeerlijk is omwille van het feit dat sommige mensen totaal niet in staat zijn om te dromen, en de creaties van de dromers nodig hebben om mentaal te kunnen uitrusten.

“Dreaming is a Private Thing” volgt op een ander verhaal over een nieuwe behandeling van media, nl. “The Sound Sweep” door J.G. Ballard. Met zowat veertig pagina’s is dit het langste verhaal van de hele bundel, en het heeft meer weg van een korte roman dan van een novelle. Het idee is dat geluid altijd een nazinderend residu in de omgeving achterlaat, en dat sommige mensen dat moeten opruimen om te voorkomen dat het hinderlijk wordt. Maar Ballard weeft daar een heel intrige rond, met een operazangeres wiens carrière in het slop kwam doordat allerlei merkwaardige evoluties in de muziek haar overbodig maakten, en een “sound sweeper” die zelf stom is maar haar wil helpen om weer door te breken.

Merkwaardig van zowel dit verhaal als het vorige is, dat beide een tragisch einde kennen, al is dat bij Ballard sterker.

Dit soort bundels levert nogal eens verrassingen op: toen ik de biografische inleiding las bij het verhaal van Shirley Jackson, stond er dat ze “We Have Always Lived in the Castle” had geschreven. Die titel kwam me bekend voor, en nadat ik het vreemde stukje van Jackson had gelezen, besloot ik het op te zoeken: er was in 2018 een film “We Have Always Lived in the Castle”, geklasseerd als mystery thriller, waarvan expliciet werd gezegd dat hij op het boek van Jackson was gebaseerd.

De roman werd door Time magazine een van de tien beste romans van 1962 genoemd, en in maart 2002 noemde Book magazine Mary Katherine Blackwood het 71e “beste personage in fictie sinds 1900”. Ja, Amerikanen en lijstjes… Op Goodreads belandde het boek op nr. 2 op de lijst van de “populairste boeken gepubliceerd in 1962”, volgens de stemmen van de gebruikers van de website. En het boek is wel degelijk een mystery novel.

Volgens de biografische nota in “SF: The Best of the Best” zouden wij Shirley Jackson een schrijfster van magisch-realisme noemen. Haar verhaal “One Ordinary Day, With Peanuts” in deze bundel is een komedie met een wrange ontknoping.

Dit is een ideale bundel om vergeten auteurs terug te vinden.

woensdag, 1 februari – vrijdag 5 mei 2023

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.